AZW vaart nieuwe koers: kennisdeling wordt prioriteit
Onderzoeksprogramma AZW gaat de komende vijf jaar door met een nieuwe opzet. Zo richten ze zich minder op het doen… Meer
Nieuws
In coronatijd hebben we het gemak ontdekt van nieuwe technologie, maar ook de nadelen. Wat doen we met die ervaring na de crisis? CAOP-adviseur Wilco Brinkman en Judy Hoffer, lid van het dagelijks bestuur van FNV, waren het er tijdens de CAOP-webinar op 27 augustus over eens: belangrijk is om technologie niet zomaar door te voeren, maar werkenden eerst te vragen wat ze nodig hebben en hoe technologie hen kan helpen. Hoever de verantwoordelijkheid van de werkgever reikt, daar denken beide sprekers net iets anders over.
Nieuwe technologie wordt vaak gezien als de oplossing voor allerlei problemen, geeft Wilco Brinkman aan in zijn pitch aan het begin van de webinar. Voor zijn promotieonderzoek naar de impact van nieuwe technologie op het vakmanschap van werkenden, komt hij bij meerdere organisaties over de vloer. Techniek wordt daar bijvoorbeeld ingezet om de productiviteit te verhogen of de dienstverlening te verbeteren. ‘Maar vaak realiseren de beslissers in deze organisatie zich niet dat je met techniek op zichzelf deze doelen niet kan realiseren. Het zijn mensen die de techniek uitdenken en toepassen. En dus ook mensen die kunnen zorgen voor succesvolle technologische innovatie.’
Brinkman noemt als voorbeeld de digitalisering van werkprocessen bij een overheidsdienst. Het idee was het werk efficiënter te maken door het op te splitsen in deeltaken. Maar wat blijkt: medewerkers vinden het werk een stuk minder interessant als ze maar voor een klein stukje verantwoordelijk zijn. Ze leren minder van collega’s, zijn minder betrokken en voelen zich ook minder verantwoordelijk voor de kwaliteit van het eindproduct. Uiteindelijk neemt de kwaliteit van de dienstverlening hierdoor af, ondanks alle goede bedoelingen vooraf.
‘Als je als organisatie je medewerkers niet betrekt bij de invoering van technologie, kun je dus tegen problemen aanlopen’, zegt Brinkman. Wat hem betreft denken we als werkgevers en werkenden samen na over wat werk de moeite waard maakt en wat er nodig is voor een goede kwaliteit van dienstverlening. Vervolgens kunnen we bedenken wanneer technologie daarbij helpt en wanneer niet.
'Hoe kunnen we met technologische innovatie het werk creatiever en uitdagender maken zonder de menselijke maat uit het oog te verliezen?'
Judy Hoffer van het FNV sluit in haar pitch op dit standpunt aan. Volgens haar komt de kwaliteit van werk onder druk te staan als we kiezen voor kortcyclisch werken. We weten inmiddels dat als mensen heel het werkproces doorlopen, ze zich ook verantwoordelijk voelen voor heel dat proces. Belangrijk bij de invoering van technologie is volgens haar dat we niet alleen kijken naar wat kan, maar dat we eerst voor ogen hebben wat we echt willen bereiken. Werkenden willen goed werk en de werkgever heeft daar een verantwoordelijkheid in. Als nieuwe technologie werkenden kan helpen om hun werk minder zwaar, gevaarlijk of eentonig te maken, zullen ze die techniek graag willen benutten.
De FNV-bestuurster benadrukt dat bij alle technische ontwikkelingen zekerheid belangrijk is. Daarom moeten er volgens haar goede sociale afspraken gemaakt worden tussen werkgevers en werkenden. Bijvoorbeeld over scholing en begeleiding van werkenden die met nieuwe technologie te maken krijgen. En een goede regeling voor de mensen die niet mee kunnen in deze ontwikkelingen. ‘Kijk als werkgever ook samen met werknemers naar de gevolgen van de invoering van technologie. Dat kan bijvoorbeeld door vooraf een technologietoets (technology assessment) te doen.’
'Als nieuwe technologie werkenden kan helpen om hun werk minder zwaar, gevaarlijk of eentonig te maken, zullen ze die techniek graag willen benutten.'
Dat brengt het debat bij de eerste stelling: Het is de verantwoordelijkheid van de werknemer om zich de nieuwe technologie eigen te maken. Een kleine meerderheid van de stemmers is het hier niet mee eens. De meeste deelnemers vinden dat de werkgever en de werknemer een gedeelde verantwoordelijkheid hebben. Brinkman deelt dat standpunt. Hij vindt in de pitch van Hoffer de verantwoordelijkheid te veel bij de werkgever liggen. ‘De werkende is ook verantwoordelijk, en eigenlijk heel de samenleving. De vraag is: willen we alleen voor lage kosten gaan of vinden we het belangrijk dat werk ook fijn en uitdagend is? Dan moeten we ook bereid zijn daarin te investeren.
Wat maakt een organisatie tot een organisatie? Dat zijn de mensen, stelt Brinkman. Hij noemt vier kenmerken die mensen uniek maken in hun werk:
Het maakt een organisatie interessant wanneer daar deze menselijke vermogens tot hun recht komen. Daarom zou volgens Brinkman de vraag in een organisatie (en breder in de samenleving) moeten zijn: hoe kan technologie ten dienste staan van deze vier kenmerken? Hoe kunnen we met technologische innovatie het werk creatiever en uitdagender maken zonder de menselijke maat uit het oog te verliezen?
Hoffer is het daarmee eens. ‘Vaak denken bedrijven dat het voldoende is om nieuwe technologie in te voeren en de mensen te scholen. Maar de eerste vraag is: hebben de mensen er behoefte aan? Ga met elkaar in gesprek. Bedenk vervolgens ook dat bij de invoering van nieuwe technologie heel de organisatie daaromheen moet worden aangepast. Met een technologietoets kun je de mogelijke gevolgen in kaart brengen en zo bepalen welke veranderingen nodig zijn.’
De discussie gaat vervolgens over anticiperen op technologische veranderingen. Brinkman denkt dat werknemers die betrokken zijn op hun werk, wel op de hoogte zijn van nieuwe ontwikkelingen en daarop automatisch anticiperen. Hoffer denkt daar genuanceerder over. ‘Hoogopgeleide mensen gaan misschien makkelijk mee met veranderingen, maar bij werkenden in de uitvoering is dat meer een uitdaging. Zij hebben meestal minder autonomie en dus ook minder ruimte om zich in nieuwe dingen te verdiepen. Werkgevers moeten dus genoeg ruimte bieden.’
Hoffer ziet ook een verschil tussen mannen en vrouwen. ‘Jongens zijn nog steeds veel meer toegerust om de overstap naar technische vakken te maken dan meisjes. Daar ligt een taak voor het onderwijs. Maar ook voor de overheid (die lespakketten en regels bepaalt) en voor ouders in de opvoeding.’
'Met een technologietoets kun je de mogelijke gevolgen van het gebruik van technologie in kaart brengen en zo bepalen welke veranderingen nodig zijn in de organisatie.'
‘De implementatie van nieuwe technologie is belangrijker dan de psychische en sociale belasting van werkenden’, luidt de laatste stelling in het debat. Gespreksleider Frénk van der Linden vraagt wat eigenlijk het verschil is tussen psychische en sociale belasting.
Hoffer: ‘Mensen werken niet alleen voor geld, maar ook voor het werkplezier en de sociale contacten. Werk is goed voor lijf en leden. Als je minder autonomie en controle ervaart in je werk door technologie, kan dat zorgen voor een psychische belasting. Als je de contacten met collega’s mist, kun je sociaal belast worden. In het begin van de coronacrisis zagen we bijvoorbeeld dat de een meer moeite heeft met werk op afstand dan de ander. Er is hier ook onderzoek naar gedaan. Daaruit kwam naar voren dat vooral mannen het recht willen hebben om weer naar kantoor te gaan. Vrouwen hebben meer behoefte aan afwisseling van digitaal en echt contact.’
Brinkman: ‘Bij het sociale aspect van werk gaat het eigenlijk om verbinding. Je kunt kijken naar de verbinding tussen collega’s, maar het gaat ook om verbinding tussen bedrijf en klant of overheid en burger. Zeker in de publieke sector is die verbinding essentieel voor de kwaliteit van dienstverlening. De Raad van State zegt in een recent rapport dat de overheid is gericht op kostenefficiëntie door digitalisering en dat de menselijke maat daardoor dreigt te verdwijnen. Hoe zinvol is het voor zowel de ambtenaar als de burger als een besluit geautomatiseerd uit de computer komt rollen?’
Hoffer: ‘Ik denk dat werkenden bij de overheid er steeds meer last van krijgen als de menselijke maat verdwijnt. Ze worden er ook door de burger op aangesproken. Maar ze kunnen er zelf niets aan veranderen, want ze krijgen van hun leidinggevende de opdracht om het werk op deze manier uit te voeren. Het gevolg is dat werknemers vertrekken en dat de werkdruk alleen maar hoger is. We zien dit nu bijvoorbeeld in het gevangeniswezen.’
Een deelnemer vraagt hoe je de aanstaande miljardenbezuiniging in deze stelling kunt betrekken. Kan de overheid beter bezuinigen op arbeid of via technologische innovatie? Hoffer vindt het lastige hierbij dat de overheid bij bezuinigingen ‘meteen naar de eigen achtertuin’ kijkt: de publieke sectoren. ‘Ik zou zeggen: Ga nu eens kijken naar de echte efficiëntieslag. Waar help je mensen echt mee? Als je daarover in gesprek gaat, is het makkelijker de juiste keuzes te maken.’
Wil je de webinar in zijn geheel terugkijken? Klik dan op onderstaande link en vul het formulier in.
Onderzoeksprogramma AZW gaat de komende vijf jaar door met een nieuwe opzet. Zo richten ze zich minder op het doen… Meer
Onderwijsministers Wiersma (primair en voortgezet onderwijs) en Dijkgraaf (OCW) presenteren in de kamerbrief Lerarenbeleid 2022 hun plannen om het lerarentekort… Meer
De laatste jaren was het CAOP betrokken bij verschillende onderzoeken naar mogelijke blootstelling van personeel aan chroom-6. Dit speelde bij… Meer
Het nieuwe jaar is gestart en dus is het weer tijd voor goede voornemens. Voor veel mensen gaat dat over… Meer
Het Europees Parlement en de EU-lidstaten hebben een akkoord bereikt over de richtlijn ‘loontransparantie’. De richtlijn moet er onder andere… Meer
Sociale veiligheid stond in 2022 hoog op de agenda van bestuurders en moet ook in de komende jaren prioriteit krijgen… Meer
In het OR/Magazine van december 2022 beantwoorden de experts medezeggenschap van het CAOP de volgende vraag: Wat mag er allemaal… Meer
Maar we gaan graag met je in gesprek. Neem contact op en wij koppelen je vrijblijvend aan één van onze experts.