Clijnk, plaatsvervangend hoofd van de afdeling Politieke Ambtsdragers en Weerbaarheid bij het ministerie, vormde samen met Marcel Marra van de Vereniging Nederlandse Gemeenten en Hans Groot van CAOP Integriteit het panel. Ze gingen met elkaar en de zaal in gesprek over nut en noodzaak van screening, de effectiviteit ervan en screeningsinstrumenten die in ontwikkeling zijn. Aanleiding voor het debat was het essay ‘De (on)zin van screening’ in Binnenlands Bestuur van januari 2019. Daarin gaan Hans Groot en Zeger van der Wal, hoogleraar op de Ien Dales Leerstoel, in op de vraag of het screenen van politiek bestuurders op integer gedrag alle integriteitskwesties uitsluit. Zij betwijfelen dat. De normen waartegen screeningsonderzoeken worden afgezet, moeten onderdeel zijn van een maatschappelijk debat, vinden ze.
Eenduidigheid in screening
De ontwikkeling van de ‘Richtlijn periodieke screening voor het Rijk’, de ‘Handreiking Integriteitstoetsing kandidaten voor decentrale politieke partijen’ en, samen met de VNG, het rapport ‘Screening van gemeenteambtenaren’: bij het ministerie van BZK heeft het onderwerp ‘screening’ alle aandacht. Het meest recente resultaat is de ‘Handleiding basisscan integriteit kandidaat-bestuurders’. Clijnk: ‘Met marktpartijen en opdrachtgevers van provincies, gemeenten, waterschappen hebben we vormen van screening geïnventariseerd om te zien of we tot meer eenduidigheid kunnen komen. Uniformiteit is lastig haalbaar, want integriteit is context-, plaats- en tijdgebonden. Maar je kunt kandidaten wel helpen hun kwetsbaarheden op een rijtje te krijgen. Dan hebben we het over het goede gesprek en de voorbereiding daarop. De handleiding schetst een duidelijke procedure, zodat sollicitanten weten wat ze kunnen verwachten.’
Belangrijke waarden
Het goede gesprek, waarbij mensen kwetsbaarheden bespreekbaar maken en elkaar erop durven aanspreken, is een kwestie van organisatiecultuur, en die verander je niet zomaar, zegt Clijnk. Binnen politieke partijen is het een urgent onderwerp, weet hij, dat ze op hun eigen manier invullen. ‘Wij zeggen steeds: voer binnen je partij het gesprek over wat je belangrijke waarden vindt en geef dat een plek in je integriteitsbeleid. Wanneer je dan iemand uitnodigt om zich kandidaat te stellen, kun je degene daarop toetsen.’ Uiteraard moet de screening niet zo streng zijn, dat het kandidaten bij voorbaat afschrikt. ‘Screening is nuttig, niet alleen om te voorkomen dat er iets gebeurt, maar vooral ook om de persoon die zich beschikbaar stelt voor een ambt te laten beseffen dat het glazen huis niet zomaar iets is. Anderzijds is een kandidaat niet per definitie ongeschikt omdat deze kwetsbaar is of risico’s loopt. Het moet wel werkbaar blijven.’ Wat Clijnk betreft komt het uiteindelijk zover dat kandidaten zelf om een screening vragen, het als een plus zien en op hun cv zetten.
Screening bij de provincies
Trouw berichtte eerder dit jaar over de grote verschillen in screening bij de provincies. Noord-Holland heeft haar screeningsinstrument ‘heel fors opgetuigd’, zegt Groot. Aanleiding was Operatie Schoon Schip in 2012, waarbij een bestuurder celstraf kreeg voor omkoping, witwassen en valsheid in geschrifte. Dat wil de provincie nooit meer. ‘Het komt erop neer dat in de twee weken voordat een college benoemd is, de kandidaten door een extern bureau bekeken worden. De rapportage daarover leidt tot een gesprek met de Commissaris van de Koning en in de regel twee externe adviseurs. Dat gesprek gaat idealiter over: worden er risico’s aangetroffen, hoe verhouden die zich tot de betreffende portefeuille en is daar iets aan te doen, bijvoorbeeld door iemand van bepaalde onderwerpen weg te houden of een andere portefeuille voor te stellen.’ De ervaring leert volgens Groot dat zo’n gesprek geen confrontatie is, maar louterend werkt en bijdraagt aan wederzijds begrip van de mogelijke risico’s, zoals belangenverstrengeling. Daarnaast is de meldcultuur bij de provincie sinds het debacle sterk verbeterd. ‘Men schiet niet meer in kramp als er iets fout gaat, maar doet dan fatsoenlijk onderzoek en zorgt voor een goede opvolging.’ Moraal van het verhaal: ‘Never waste a good crisis.’
Verklaring Omtrent Gedrag
Het enige instrument om politieke ambtsdragers te screenen, is de Verklaring Omtrent Gedrag. Marra is er groot voorstander van. Van hem mag Den Haag de VOG verplichten via de Gemeentewet. ‘De VOG heeft meerwaarde voor verschillende betrokkenen. Voor degene die gescreend wordt − die zit toch in een glazen huis. Maar ook voor de burgemeester, als hoeder van integriteit, is het een mooi hulpmiddel om te zien wie er binnenkomt in de raad en het college.’ Verruiming van de mogelijkheden zou hij prima vinden. ‘Bij een hoog risicoprofiel is de vraag gerechtvaardigd: volstaat een VOG, moet je meer uitvragen of een soort screening uitvoeren zoals die voor politieambtenaren? Of een veiligheidsonderzoek of zelfs een A-onderzoek, zoals bij de AIVD? Afhankelijk van de functie/portefeuille moet je zo nodig alle screeningsmiddelen toepassen die je binnen het juridisch kader ter beschikking hebt. De maatschappij wordt steeds kritischer op het handelen van de overheid, we kunnen we het ons niet veroorloven steken te laten vallen.’
Verscherpte screening of meer integriteit?
Minister Ollongren van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft op 4 juli de Tweede Kamer geïnformeerd over de actuele stand van zaken van de acties en maatregelen ter versterking van de integriteit van lokaal bestuur en de aanpak van aanhoudende bestuurlijke problemen. Daarin is de VOG als benoemingsvereiste opgenomen. Ook heeft de minister toegezegd te kijken naar een verscherpte screening voor burgemeesters. De vraag is volgens Clijnk wel of meer wetgeving helpt. Integriteit moet onderdeel zijn van je professionaliteit. Elke ambtsdrager en ambtenaar legt immers een eed af, hoort een beroepseer te hebben, een moreel kompas. Daarnaast gelden er gedragscodes en ‘checks and balances’, waarvan de normen lokaal gesteld worden. ‘Meer wetgeving om duidelijk te maken wat integriteit is en wanneer je strafbaar bent, gaat denk ik niet werken. Misschien moet de burgemeester kwesties wel met zijn gezag kunnen oplossen in plaats van te verwijzen naar wetgeving. Maar het belangrijkste blijft de cultuur, die mensen intrinsiek motiveert om integer te zijn.’
Screening niet altijd toereikend
Het debat gaat verder over het kiesrecht, de omgang met incidenten en het al dan niet transparant maken van screeningsonderzoeksrapportages. Brunssum komt voorbij, waar de gemeenteraad een wethouder ondanks de kwalificatie ‘ernstig risico’ toch benoemde. Dat was tegen de zin van de burgemeester, die uiteindelijk aftrad. Screening is dus niet zaligmakend. Diverse keren wordt het onderscheid tussen ambtenaren en politieke ambtsdragers benadrukt. Feit is dat het screeningsinstrumentarium voor de ambtenarij vele malen verder ontwikkelt en dus sterker is dan voor de politiek. Clijnk waarschuwt dat de nieuwe basisscan pas een ‘versie 1.0’ is. ‘Wij voelen aan onze buik dat er nog een praktijk is die zich moet ontwikkelen, waarin moet blijken wat je als kandidaat precies gaat melden, en wat je vervolgens tot in detail aan het grote publiek en de volksvertegenwoordiging transparant maakt. Wel dat iemand vastgoed bezit, maar welke panden exact en iemands verwevenheid met de lokale economie, gaat te ver. We zitten nog in een proces en hebben een eerste poging gedaan.’
Bekijk hieronder gehele opname van het openbare debat.